Binnen de cybersecurity en de continuïteit van organisaties zijn er twee belangrijke strategieën om bedrijven te beschermen tegen verstoringen: Disaster Recovery Plans (DRP) en Incident Response plannen (IRP). Hoewel deze plannen vaak samen worden genoemd en overlappen in hun doelstellingen, dienen ze verschillende doelen voor de organisatie en worden ze daarnaast in verschillende situaties gebruikt. Dit artikel beschrijft het verschil én de overlap tussen beide strategieën.
Een Disaster Recovery Plan richt zich voornamelijk op het herstel van IT-systemen en gegevens na een grootschalige ramp. Dit kan een natuurramp zijn – denk aan een overstroming of aardbeving, maar ook een door mensen veroorzaakte ramp zoals een grote brand of een langdurige stroomuitval. Het hoofddoel van een DRP is om de bedrijfsvoering zo snel mogelijk te hervatten en de onbeschikbaarheid, ook wel de downtime genoemd, tot een minimum te beperken. Dit omvat vaak gedetailleerde procedures voor het herstellen van servers, netwerken, databases en andere essentiële IT-componenten. Het plan kan ook alternatieve werkplekken en methoden voor gegevensback-up en -herstel omvatten. Hierbij ligt er een sterke focus op technische plannen met veel details.
Aan de andere kant is een Incident Response Plan gericht op het snel en effectief reageren op beveiligingsincidenten zoals cyberaanvallen, datalekken of malware-infecties. Het doel van een IRP is om de schade veroorzaakt door het incident te beperken, het incident te isoleren en verdere verspreiding te voorkomen. Dit plan bevat de zes stappen van incident response: Voorbereiding, Identificatie, Inperking, Eliminatie, Herstel en Lessons Learned.
Verschil in inzet tussen beide strategieën
Een belangrijk verschil tussen DRP en IRP is de timing en schaal van hun activering. Een DRP wordt in werking gesteld na een grootschalige verstoring die de gehele IT-infrastructuur van een bedrijf beïnvloedt. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een serverruimte onder water komt te staan of een cyberaanval leidt tot een volledige uitval van IT-diensten. Het DRP komt in actie om systemen opnieuw op te bouwen, gegevens te herstellen en ervoor te zorgen dat alle kritieke bedrijfsfuncties weer operationeel zijn. Het herstelproces kan dagen, weken of zelfs maanden duren, afhankelijk van de ernst van de ramp.
Een IRP wordt daarentegen geactiveerd zodra een beveiligingsincident wordt gedetecteerd, ongeacht de omvang ervan. Dit kan variëren van een klein virus op een enkele computer tot een geavanceerde bedreiging die meerdere systemen aantast. Het belangrijkste doel van het IRP is snelle actie: het incident moet zo snel mogelijk worden geïsoleerd en opgelost om verdere schade te voorkomen. Dit kan betekenen dat geïnfecteerde systemen van het netwerk worden losgekoppeld, kwetsbare software wordt gepatcht of gegevenslekken worden gedicht.
Hieronder zijn de verschillen opgesomd:
Verschillend in opzet, maar ook overeenkomsten
Hoewel de doelen en de schaal van DRP en IRP verschillen, zijn er ook belangrijke overeenkomsten. Beide plannen vereisen grondige voorbereiding en regelmatige oefening. Een goed DRP en IRP zijn niet statisch: ze moeten voortdurend worden bijgewerkt en getest om ervoor te zorgen dat ze effectief blijven bij veranderende omstandigheden en nieuwe bedreigingen. Dit betekent dat organisaties regelmatig simulaties en oefeningen moeten uitvoeren om hun personeel te trainen en de plannen te verfijnen. Een veelgebruikte richtlijn is eenmaal per jaar, maar dit kan met een hogere frequentie wanneer er vaker grootschalige veranderingen binnen de organisatie zijn.
Daarnaast is goede communicatie een sleutelcomponent van zowel DRP als IRP. In een noodsituatie moeten alle betrokkenen precies weten wat hun rol is en welke stappen ze moeten nemen. Dit betekent dat bedrijven gedetailleerde contactlijsten en communicatieprotocollen moeten hebben, zodat er geen verwarring is wanneer een plan wordt geactiveerd.
Flexibiliteit van DRP en IRP in combinatie met dreigingen
Om ervoor te zorgen dat DRP en IRP flexibel genoeg zijn om nieuwe en opkomende bedreigingen aan te pakken, moeten organisaties een goede en proactieve benadering gebruiken. Hierbij is een belangrijke eerste stap het regelmatig uitvoeren van risicobeoordelingen. Dit houdt in dat organisaties constant de dreigingsomgeving evalueren en nieuwe potentiële risico’s identificeren. Door deze continue evaluaties kunnen organisaties hun plannen bijwerken en aanpassen aan de veranderende dreigingslandschap. Technologieën zoals kunstmatige intelligentie (AI) en machine learning (ML) kunnen helpen bij het detecteren van bedreigingen en het snel reageren daarop, maar zijn aan de andere kant ook weer dreigingen voor de organisatie.
Door regelmatig oefeningen en simulaties uit te voeren, welke realistische scenario’s van dreigingen nabootsen, kunnen organisaties de effectiviteit en flexibiliteit van hun plannen testen. Deze simulaties helpen bij het identificeren van zwakke punten en bieden de mogelijkheid om verbeteringen aan te brengen voordat een echte crisis zich voordoet.